woensdag, januari 09, 2008

PARLAN.DOC (28)

Aan Arnobius van Sicca

  Jij lijkt mij een man van de daad,
waarde Arnobius – welke droom
heeft jou tot het geloof gebracht?
Geen waan van vrede: dat heb jij
niet gezocht. Nee – jouw vreugde lag dichter
bij het vuur. Heb je goden zien branden –
een smeltkroes van goud en zilver,
vrolijke fakkels van brons? Heb je neuzen
afgeslagen, eierkoppen ingedeukt,
veile saters gecastreerd? De vorst
van vissen en najaden in het water
gedumpt? – Venus onteerd? Arnobius –
heb je misschien, in je droom, marmers ont-
hoofd? Van Feidias, van Myron?
Lysippos? Beelden, Arnobius, die niets
te verbergen hadden? Je bent, gelukkig,
aan de leeuwen ontsnapt – nu droom je zelf
van brandstapel en beeldenstorm.
  Je bent een groot apologeet, ja,
maar een man van klein geloof:
je vecht tegen de goden
en je vecht tegen de goddelozen.
Je haat de heidenen, zoals je vroeger
de christenen haatte. Laat ze lopen,
broeder. Het zijn slechts mensen. Goden –
dat zijn tegenstanders op jouw maat.
En ze bijten niet.


Arnobius van Sicca
Redenaar in Sicca Veneris, Numidië (Noord-Afrika). (gestorven ca. 327).

Bekeerde zich door een droom tot het christendom waarna hij de heidenen op virulente en satirische wijze bestreed. Zijn opvattingen over de ziel en over de schepping van de mens zijn overigens weinig orthodox.



Aan Satournilos

  Dat we door God zouden geschapen zijn,
Satournilos, dat betwijfel ik ook: God
zou dat beter hebben gedaan. Waarom
zou de Volmaakte iets onvolmaakts scheppen?
  Nee, het moet wel zijn als jij beweert: wezens
van een veel lagere orde moeten ons
gemaakt hebben: demiurgen die goed
en kwaad wel heel listig hebben gemengd, of
opstandige engelen, net voor hun
val. Ach, laat de presbyter Eirenaios
je rustig uitschelden, Satournilos:
jij, gelukkige, jij bent de zeldzame
drager van een goddelijke vonk. Maar –
wees op je hoede: niemand is betrouwbaar
die de Waarheid claimt. Hij, de presbyter,
houdt van mooie woorden, wetten, gewaden…
  Een mijter is zijn droom. Geloof? Alleen
ketters geloven, Satournilos, alleen
ketters geloven en leven onbevreesd:
een God van liefde vonnist niet. Vaarwel.


Satournilos
Gnosticus uit Antiochië (eerste helft 2de eeuw).

Leerde dat de mens niet door de oppergod, maar door lagere wezens is geschapen en dat Christus kwam om Jahweh ten val te brengen en degenen te redden die een goddelijke vonk in zich dragen. Wij kennen zijn opvattingen vooral door de kritiek van de kerkvader Eirenaios (Irenaeus van Lyon) die hem in zijn traktaat Ontmaskering en weerlegging van de valselijk dusgenaamde gnosis verketterde.



Aan Stesichoros van Himera

  Je bent mateloos, Stesichoros, oeverloos,
dat is waar, maar reeds vele geslachten
hebben je zalig geprezen: plaatst Simonides
je niet naast Homeros, zegt niet de wijze
Plinius dat je zingt als een nachtegaal? Wij
weten dat je lier het gewicht van een epos
draagt, dat je de liefde van Aiolos’ dochter
Kaluke in erotische verzen bezong.
Ja, en dat je in haastige trocheeën
Helene hebt beledigd – ook dat is niet
vergeten. Stesichoros – niemand tart
de schoonheid ongestraft. Niet een Dioskouros –
Helene zelf heeft je verblind.
  Waarom heb je die palinodie geschreven,
jij, die toch een ziener bent? Het heeft je ogen
gered, ja – niet je werk. Ook je standbeeld
in Himera is verdwenen en de munten
met je beeldenaar zijn ontwaard. Toch:
ook in de steden die na ons komen
zal je naam over de lippen gaan.


Stesichoros van Himera
Grieks dichter (ca. 640-555).

De godin Helena sloeg hem met blindheid nadat hij haar in een gedicht had beledigd. Toen hij dat herriep, kreeg hij het gezicht terug.



Aan Thoukydides

  Op Milos wordt gezaaid
tot men het golven ziet
van het graan, maar aan jou,
Thoukydides, dankt het eiland
zijn bestaan in mijn herinnering.
  Ik ben er nooit geweest,
dat weet je; een bezoek
is ook hoogst onwaarschijnlijk.
Waarom zou ik erheen gaan?
Niet ter wille van de Meliërs –
Ook niet om de profeet,
al waardeer ik zijn geschriften.
Je denkt aan zijn antipode,
Diagoras, de atheïst? Van hem
weten wij niets, nog minder
dan van de goden.
Ertsen – dat is jouw business.
Wat mij betreft,
men late ze onder de grond
- al danken wij je boek
aan het Thracische goud.
Afrodite? Ja, Afrodite.
Maar Afrodite, Thoukydides,
kan ik thans dichter bij huis zien,
in al haar glorie, torse nu.
  Thoukydides – voor mij
is Milos jouw verhaal
van de ondergang:
moed tegen macht
en hoe een doorn steekt
in eigen vlees.


Thoukydides

Grieks strateeg en geschiedschrijver (ca. 455-400).

Na een debacle tijdens de Peloponnesische oorlog trok hij zich terug in Trakia waar hij goudmijnen beheerde en de geschiedenis van de oorlog beschreef. Het fragment over de ondergang der Meliërs bevat het verslag over de onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de Meliërs en afgevaardigden van Athene, die Milos tot deelname aan de strijd wilden dwingen.

De Meliërs weigerden en werden belegerd. Na hun nederlaag werden de mannen afgeslacht en vrouwen en kinderen als slaven afgevoerd.



Patrick Lateur schreef over Rebuten:

‘In zijn Rebuten schrijft Renaat Ramon vanuit het nu naar mensen uit het verleden, die hij voort laat leven in een heden dat niet eindigt, precies omdat literatuur hen vast weet te houden en omdat hun ideeën en wedervaren steeds weer de onze zijn. Rebuten betekent in de handelstaal uitschot. Zo aankijken tegen de Oudheid is iets heel anders dan kijken met de 18de-eeuwse ogen van Johan Winckelmann, die de antieke wereld alleen maar idealiserend kon omschrijven als “edle Einfalt und stille Grosse”. De moderniteit dwingt Ramon ertoe de Oudheid niet meer op een voetstuk plaatsen, maar alleen schuchtere pogingen te ondernemen tot fragmentarische gesprekken met herkenbare figuren, reconstructies om de tijd in te halen, juist zoals hij als beeldend kunstenaar op de kaft van zijn bundel de Griekse zuilen en de architraaf invult met talige elementen. In het licht van figuren, die in de Oudheid in de marge kwamen te staan, is de titel – gedrukt in vurig rood – een schitterende gelaagde vondst: naast uitschot zijn rebuten ook onbestelbare brieven. Want net als Petrarca weet de dichter dat zijn brieven niet zullen aankomen. Hij weet wel dat zijn schrijven verhelderend en bevrijdend werkt voor hemzelf. En dat het antwoord binnen die uitgestelde dialogen zal moeten komen van de lezers van zijn bundel, de eigenlijke adressaten.’


Gedichten uit Rebuten werden door Agnes Caers vertaald in het Frans (Archipel, 25, 2007)
en door Franco Paris in het Italiaans (Langs het hoogriet/ langs de laagwei - Lungo l’alto canneto / e il basso prato, 2007).

Renaat Ramon
@

Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Hendrik Carette gaf het estafette-stokje door aan Renaat Ramon. Dit is zijn tweede bijdrage.

Labels: