maandag, juni 11, 2007

VUURDOOP: Peter Holvoet-Hanssen


"De foto is genomen in een - nu verdwenen - zaaltje in Deurne, een zijstraat van de Bisschoppenhoflaan. Weet amper wanneer (1998 Maart) en niet meer hoe dat zaaltje heette. Foto met de 'Houdinifoon' (nu in AMVC/Letterenhuis tentoon) om zonder esoterie toch Madame Blavatsky aan de lijn te krijgen..."


Wie: Peter Holvoet-Hanssen

Wanneer: in 1997
Waar: Deurne

Wat:

Ik lijd aan het gruyèrekaashoofdsyndroom en op dit moment: meer gaten dan kaas.

Ik was een real wild one in de jaren tachtig – zelfs de hondsdagen van Paul Snoek stelden niet zó veel voor t.o.v. mijn uitzinnige exploraties, geloof me vrij. Als dj-vampier woonde ik in ‘Het Kapersnest Onder Scharlaken Dak’ aan de Amerikalei te Antwerpen en schreef er ‘fistels’ – zoals de ‘gedrichten’ van Snoek met opzet tussen gedichten en gedrochten in – maar ik kwam er niet mee naar buiten. ‘To have ambition was my ambition’ zoals de Gang of Four destijds zong. Ik herinner me wel dat ik anno 1986 op de Antwerpse Ossenmarkt mijn ‘zweren van de hersenen’ voorlas aan een koppel duiven. Eén duif vloog op en ik bezweer u: ging op mijn hoofd zitten. Dat moet mijn beste-voordracht-ooit geweest zijn. Als u in de collector’s item Strombolicchio. Uit de smidse van Vulcanus (bloemlezing exploraties 1979-1997, uitg. Bert Bakker, 1999) ‘roekoe, roekoe’ leest op p. 56 dan weet u nu waar dat vandaan komt.

► Jaren en jaren bleef ik werken aan mijn vulkanologische exploraties: een stollingsproces naar de/mijn poëzie dat vanaf 1989 leidde tot eigen genres als ‘baldakijnen’, ‘vliegende tapijten’ en tenslotte ‘drijvende doodskisten’. Die laatste verzen (vaak in doodskistvorm) maakten de brug met mijn officiële debuut Dwangbuis van Houdini (Prometheus, 1998). Dankzij ... Houdini kreeg ik Strombolicchio uitgegeven. De poëmen van Strombolicchio zijn niet zo geschikt voor publieke voordracht (‘Trio voor trekzak en hobo’ bv. is zelfs grotendeels onmogelijk voor te lezen) en ik zal er zéér zelden uit voordragen, buiten ‘Optocht’ aan het einde – de machtswellustige, kwaadaardige tovenaar uit Dwangbuis van Houdini aankondigende – want dat is…. een uit zijn zinnen zingend lied, een waarschuwing.

► Toen ik met mijn Houdinibundel de Debuutprijs won, maakte mijn muze en privé-redactrice Noëlla ‘Dolores!’ Elpers een Houdinipakje als kado. Zo stond ik voor de spiegel en zie: Holvoet-Hanssen wàs Harry Houdini. Ik schreef de tekst voor de ‘Houdini Song’ (ooit live gebracht voor Studio Brussel, waar IS de tijd) en zong het in de groep The Periwinkles waarmee ik enkele keren ook op De Nachten zou optreden. Vele lezers geraakten niet in het dwangbuis van mijn verzen, in 1997 besloot ik de eerste personages uit die theatrale waanzin-bundel te tónen, op het podium te brengen, niet als ‘performer’ of als acteur want ik wàs elk personage: een hellebewaarder met kaperszwaard (mijn donkerste kant), een jongetje dat ervan droomt sneeuw te kunnen maken (de gevoelige, verlegen Sneeuwmaker),... Als een rattenvanger slaagde ik er op mijn beste momenten in om – hiervoor ontvankelijke – mensen mee te lokken naar die ontregel(en)de werelden.

Nog voor de bundel werd uitgegeven trad ik af en toe op tijdens ‘Houdini-try-outs’, de eerste (die ik zelf organiseerde zoals vroeger bv. vampierenbals) was in 1997 in een zaaltje in een kasteeltje te Deurne – een zijstraat van de Bisschoppenhoflaan – waar ik geregeld kwam dansen met mijn ‘kaperskapiteine’ en de ‘zotte bootsvrouwen’ van Het Kapersnest. Wanneer juist weet ik niet meer, maart – dénk ik (gruyèrekaas). Ook Houdini zelve verscheen zingend op het podium – in zijn belachelijke zwempakje, handboeien om en met kettingen – en ik voelde hoe de illustere ontsnappingskunstenaar zich moet gevoeld hebben: verkleumd en vooral heel kwetsbaar, met een publiek dat hoopte op een ‘afgang’. Later ging ik inderdaad veeleer af, twee maal, in een samenloop van ongunstige omstandigheden, trillend van stress en koorts, net toen Behoud de Begeerte interesse had (waar IS de tijd).

Ik had maanden gewerkt aan mijn ‘Houdinifoon’ (nu permanent tentoongesteld in het AMVC/Letterenhuis te Antwerpen) om zonder esoterie of new-age-op-speed Helena Petrovna Blavatsky aan de lijn te krijgen. Waan en zin gingen toen (met opzet spelend met toeval en niet-toeval) hand in hand. Later zou ik die sessies herhalen, afgewisseld met gewone voordracht (niet vergeten dat Dwangbuis van Houdini – in het vagevuur des levens de tegenpolen verbindende – ook klassiekere gedichten bevat als ‘Dodenlied ‘ en de favoriet van mijn moeder zaliger: ‘In de gezonken tuin van Xochimilco’) en met tussendoor muziek van The Periwinkles. Ik denk aan de Hotsy Totsy in Gent, Poetry Rock in Brugge… Er waren schitterende voorstellingen, gewis, maar wellicht ook mindere. Ik wou niet enkel in mijn poëzie maar ook op het podium experimenteren.

►Dat lukte beter in het gezelschap van bevriende klezmer- en zigeunermuzikanten. Ik herinner mij toch enkele (mag ik zeggen) legendarische ‘totaal-optredens’, van intiem voorlezend tot theatraal-muzikaal. Toen ik met de gevààrlijke narrenbundel Santander. Ontboezemingen in het vossenvel (Prometheus, 2001) als vos en troubadour – immer in zijn leerschool – naar buiten kwam, merkte ik dat men mij in een performershoekje wou (blijven) drummen. Terwijl ik enkel deed en doe wat de verzen zelf mij vragen: ze niét voorlezen bv. –mijn gedichten in wolkenvorm of in de vorm van een vis: volstrekt on-voordraagbaar. Maar dat kreeg en krijg ik niet altijd ‘aan het verstand’ (ook niet bij professoren). Zelfs als ik gewoon voorlees, is het sporadisch tonen van een plastieken vleermuisje of het heel even blazen op een mondharmonica reeds voldoende om van een ‘performance’ te spreken.

Nu dringt het eindelijk een beetje door dat ik op verkenning poog te gaan, verder zelfs dan tegenpolen als modernisme vs. post-modernisme, klassieke voordracht OF performen,… Een 'onmogelijke’ route, uitputtend. Als je immers buiten de territoriale wateren op verkenning gaat, gedoemd om te verdrinken: zeg dan maar dag met het handje.

Maar toen ik tien jaar geleden Madame Blavatsky aan de lijn probeerde te krijgen en heel soms (zoals in de kelder van De Groene Waterman te Antwerpen) mijn stem begon te kraken als op een ijle golflengte, wou ik niet weten wat de gevolgen zouden zijn. Koppig vond ik (en vind ik nog steeds) dat ik het recht had en de plicht zelfs om grenzen te verkennen en (proberen te) verleggen, wat ik destijds ook op een podium deed. Dat moest zo gebeuren.

►► Na de storm (‘walsen van de wind’) op het einde van mijn jongste leprozenbundel ‘Spinalonga’ dreven er wrakhoutwoorden voor mijn ogen voorbij. Daar maak ik nu wrakhoutverzen van om er een wrakhoutschip mee te maken, de ‘Navagio’ – gedoemd tot zinken. Vaak zijn het verzen die – merk ik – géén meerwaarde hebben als je ze voordraagt (recente publicaties in DWB en Revolver). Dus luister ik naar wat de gedichten vragen en lees ik ze niét (meer) voor. Enkele gedichten verzoeken om een zangerige ondertoon. De troubadour in mij respecteert dat en zal dat ook zo voor het publiek brengen, als de gelegenheid zich voordoet. Trouwens, de tijd van afmonsteren komt dichterbij.

Nog steeds ben ik zenuwachtig voor ik optreed – vergis u niet – maar met verbazing denk ik nu terug aan de tijd dat ik werkelijk het lef van Harry Houdini had. Zeg maar: de stalen ballen. Wat een gewiekste én onbevangen koorddanserij, hh – het vallen hoorde erbij. Attentie: arme Harry wordt opgegraven (vergiftiging denkt men, geen buikvliesontsteking). Enkele mensen hebben geprobeerd mijn verzen te kelderen of ‘verdacht’ te maken, maar Harry is niet klein te krijgen en voor je het weet, beware: stààt ie er weer. Een zombie, ja, maar: met bravoure – ondanks alles vechtend tegen oprukkende zwarte gaten, vertakking en verstrakking weer vloeibaar makend. ‘Ik breek mij af , bouw mij op’ is en blijft mijn lijflied, in een baan rond Vuureiland: de plek waar de hersenen in brand staan. Mijn vuurdoop destijds behandelde onderwerpen als psychose, post-natale psychose,… Dat werd niet in recensies en essays opgemerkt. Let wel: het waren en zijn verzen die niet ‘begrepen’ moe(s)ten worden – dat is inderdaad (de woorden van Marc Reugebrink indachtig) een hardnekkig poëziespook – maar grillige belevenissen, zoals het leven zelf de tegenpolen omhelzend: toegankelijk én ontoegankelijk, zoet én bitter, van zacht-lullig tot hard, licht én donker.

Blijf enteren die fonkelende duisternis!

Peter Holvoet en Hanssen, 29 mei 2007.

www.kapersnest.be

VUURDOOP verzamelt getuigenissen van dichters over hun eerste podiumervaring.

Labels: