woensdag, september 05, 2007

PARLAN.DOC (24)

Witte nachten en witte duiven

Tijdens een slapeloze nacht wil je wel eens nadenken over een slapeloze nacht. ‘Nuit blanche,’ heet hij in het Frans. Als je zo over hem denkt, is hij wat zachter, wat minder donker. Hij klinkt niet alleen mooi, hij ziet er ook mooi uit. Niet omwille van het schriftbeeld, wel omwille van het wit, wat er àchter de taal zit dus, het beeld tout court.
Als je vervolgens ‘slapeloze’ wikt en weegt, krijg je wel klank, een mooie zelfs, met die o en die z, maar geen beeld. Ik ben dan eventjes jaloers op het Frans. Bovendien hebben die Fransen het makkelijk zat om poëzie te schrijven, hun taal bulkt van de rijmen en glijdende klanken, zelfs een boodschappenlijstje is al een gedicht. Ze hoeven dus niet veel moeite te doen, de poëten, om qua klank iets bijeen te schrijven waar wij op moeten zwoegen. Er is gewoon geen uitdaging aan. Ik kan me dus goed indenken waarom zij op zoek gaan naar sprekende beelden, waarom veel Franstalige dichters ook een verhaal willen vertellen.
De Engelstaligen doen dat nog veel meer, en dat begrijp ik minder. Ze hanteren vaak een parlandostijl, zijn dikwijls anekdotisch. Een Engelstalige dichter kàn dat gewoon, zonder alle critici over zich heen te krijgen die hem met de vinger wijzen: ‘Proza!’ Het subliemste voorbeeld is in mijn ogen High windows van Philip Larkin:


When I see a couple of kids
And guess he's fucking her and she's
Taking pills or wearing a diaphragm,
I know this is paradise

Everyone old has dreamed of all their lives--
Bonds and gestures pushed to one side
Like an outdated combine harvester,
And everyone young going down the long slide

To happiness, endlessly. I wonder if
Anyone looked at me, forty years back,
And thought, That'll be the life;
No God any more, or sweating in the dark

About hell and that, or having to hide
What you think of the priest. He
And his lot will all go down the long slide
Like free bloody birds. And immediately

Rather than words comes the thought of high windows:
The sun-comprehending glass,
And beyond it, the deep blue air, that shows
Nothing, and is nowhere, and is endless.


Natuurlijk is dit gedicht ook grandioos qua klank, maar zelfs als je het letterlijk vertaalt, en de eindrijmen ‘side’, ‘slide’ and ‘hide’ bijvoorbeeld wegvallen, blijft het even hoog overeind als de ramen waarover het gaat. Het beeld van de hoge ramen draagt het hele gedicht. Maar hoe heeft Larkin dat beeld zo sterk gekregen? Omdat hij het voor het laatst bewaard heeft: eerst vertelt hij, haast kabbelend, wat hij allemaal zit te bedenken als hij een jong stel ziet dat volgens hem het bed deelt. Hij maakt een hele tocht, van de verstikkende moraal uit zijn jeugd, de voor de liefde dodelijke angst, naar de bevrijdende laatste strofe. En hij zegt ook gewoon hoe hij die bevrijding bereikt: in plaats van woorden komt de gedachte aan hoge ramen.

Een uitspraak van de onvolprezen Vestdijk duikt op in mijn herinnering (of hoe een slapeloze nacht ook het geheugen kan aanscherpen, weliswaar met de hulp van google, op het computerscherm verschenen waarachter ik intussen zit): ’In de drieëenheid klank-beeld-gedachte is het beeld de middelmoot, en de middelmoot is het smakelijkste van de vis’. ‘In het beeld, zeker als het een kunstwerk is, balt zich een enorm potentieel aan betekenissen samen, van anekdotische, psychologische, filosofische en poëticale aard, waarop de dichter kan vertrouwen en waarvan hij gebruik kan maken.’

Goed gezegd van Vestdijk, ik krijg zin in vis, midden in de nacht.
Het beeld is via de taal tot bij mij geraakt en lokt een fysieke reactie uit, terwijl het tegelijk toch een metafoor blijft, die me aan het denken houdt. Het is complex, want wat is nou het sterkst: mijn opkomende honger of mijn zin om deze hele gedachte tot een bevredigend einde te brengen?
Ik drink een groot glas warm water om mijn maag te vullen maar mijn gedachten niet doffer te maken.

Waar waren we gebleven? Het Nederlands heeft het moeilijker dan het Frans om met klanken alleen iets te maken waarvan iedereen meteen ziet: dit is een gedicht. De dichter in mijn taal moet dus echt op zoek naar klanken die het doén. Tijdens die zoektocht graaft hij in zijn onbewuste (en ook wel in het woordenboek) en zo combineert hij dingen die voorheen nooit gecombineerd werden – tenzij hij niet goed genoeg zoekt en alleen maar bij clichés uitkomt. Op die manier roepen de klankcombinaties die hij zocht beelden op die de lezer (en hemzelf) verrassen. Via die beelden heeft hij ook een gedachte ontwikkeld, op het eerste gezicht niet meteen wat een intellectueel zich voorstelt bij ‘een gedachte ontwikkelen’ maar toch is het een gedachte die wel degelijk een zeker inzicht aan de lezer verschaft, via de ingewikkelde omweg van zijn eigen beeldenwereld.

Help, dit klinkt echt ingewikkeld. En toch is het simpel: in mijn taal komt een dichter doorgaans door het zoeken naar klanken uit bij beelden en bij gedachten, misschien zelfs bij een verhaal.

Toen de Turks-Armeense schrijver Hrant Dink vermoord werd, was ik erg aangedaan. Ik had hem ontmoet en was onder de indruk van zijn minzame kracht. Ik goot mijn verdriet en mijn afschuw over die schijnbare overwinning van het brute geweld in een simpel gedicht, dat gebruik maakte van een beeld dat Hrant zelf gebruikt had in zijn laatste, in zijn krant Agos gepubliceerde tekst, dat van de duif.
In de Engelse vertaling luidde de titel van die tekst ‘The “dove skittishness” of my soul’. Ik schreef dus dat we als de duiven waren: kwetsbaar, schichtig. Ik wilde het gedicht graag de wereld doen rondgaan en vroeg aan een paar collega’s om het te vertalen, zodat andere PEN-centra het konden gebruiken. Benno Barnard, die voor de Engelse vertaling wilde zorgen, vroeg me om welke soort duiven het ging: doves of pigeons. Voor mij ging het vanzelfsprekend om de doves, maar ik realiseerde me dat we in het Nederlands maar één woord hebben, terwijl zowel het Frans als het Engels de keuze heeft. Een Engelse dove of een Franse colombe heeft een veel poëtischere connotatie. Bij colombe moet ik ook aan ‘columbarium’ denken, niet alleen vrede dus, ook dood. In ieder geval een boel meer associaties dan wat het woord pigeon oproept. Het werd dus een ‘dove’ die ‘vulnerable, jittery’ was. Merkwaardig genoeg had Frans De Haes, die naar het Frans vertaalde, spontaan ‘pigeons’ geschreven, ‘vulnérables, farouches’ en had ik er ook niet bij stil gestaan dat ‘colombe’ logischer geweest was. Kennelijk hadden de duiven in mijn gedicht verschillende associaties opgeroepen.

Een halfjaar later liet ik het gedicht lezen (in Engelse vertaling) aan iemand die in Istanbul was opgegroeid. Hij protesteerde tegen de ‘doves’:
Pigeon betekent in het Turks “guvercin” en dove “kumru”. Pigeons zijn grijs, eerder lelijk en vuil, maar de Turken houden van ze en voederen ze op de pleinen en aan de moskeeën, oude vrouwen verkopen er gedroogde maïs... Doves zijn het symbool van de vrede, ze zijn wit en mooi. Dink vergeleek zichzelf met een pigeon en dacht dat, ondanks zijn angst, de Turken zo’n arme duif als hij uiteindelijk niets zouden doen... Hij vergiste zich.’

Ik vroeg me af waarom de Engelse vertaalster dan toch voor het woord ‘dove’ gekozen had – en tegelijk, waarom wij in godsnaam maar één woord hadden (net zoals de Duitsers overigens hun ‘Taube’, terwijl in de Spaanse versie dan weer ‘coloma’ de enige gebruikelijke vertaling bleek te zijn, hoewel er ook het woord ‘pichón’ bestaat, maar dat duidt dan weer op een jonge duif of het wordt gebruikt als koosnaam: ‘Kom hier, mijn duifje’). In het Nederlands lijkt de enige oplossing om een onderscheid te maken de kleuraanduiding te zijn: een ‘witte duif’ roept het beeld op van de vredesduif, de sierlijke vogel met de waaiervleugels, terwijl een ‘grijze duif’ een ietwat lomper exemplaar aanduidt. Tegelijk roept het ook associaties op met ‘oud’, misschien ‘wijs’ – en dan rijst alweer de vraag of het een beeldassociatie is (een oude, grijsharige man) dan wel een klankassociatie (grijs – wijs). Ingewikkeld, hoor. Ten lange leste ging ik de definities in het Engels en Frans opzoeken. En kwam ik tot de merkwaardige bevinding dat dat vermeende verschil in het Engels en Frans helemaal niet zo’n vaststaand feit is. Ziehier wat google opleverde:
‘Généralement, on donne le nom de colombe aux pigeons dont la robe est d'une blancheur immaculée. En réalité, il n'y a aucune différence entre les pigeons et les colombes, qui sont tous des columbidés du genre Columba. La colombe blanche est le symbole universel de la paix et de la fraternité.’ En nog:
‘On donne le nom de colombe et de tourterelle à certains pigeons car ces espèces sont plus petites et de couleur bien différente.’
En in het Engels: ‘Pigeons and doves comprise the family Columbidae within the order Columbiformes, which include some 300 species of near passerine birds. In general parlance the terms "dove" and "pigeon" are used somewhat interchangeably. In ornithological practice, there is a tendency for "dove" to be used for smaller species and "pigeon" for larger ones, but this is in no way consistently applied, and historically the common names for these birds involve a great deal of variation between the term "dove" and "pigeon."’
Het enige wat ik daaruit kon besluiten was dat ik nog vele ‘witte’ nachten zou nodig hebben om deze knoop te ontwarren: zelfs bij een native speaker kan de Franse of Engelse duif verschillende associaties oproepen – en wat moet een dichter daarmee? Gewoon maar verder dichten, denk ik, en als hij vertaalt hopen dat het verhaal, de anekdote, het beeld en de klank samen iets doen dat ze ook in het oorspronkelijke gedicht doen, zodat daar ver in dat hoge raam van de anderstalige lezer de duif vliegt die de dichter gezien had.


Hilde Keteleer
16 augustus 2007
@

Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Bart Stouten gaf het estafette-stokje door aan Hilde Keteleer. Dit is haar eerste bijdrage.

Labels: