PARLAN.DOC: Diana Freys (2)
ELIENTJE
(uit: Seizoenen)
Blootsvoets in de koele klaver
niets ontgaat haar zwijgen.
Zwaluwen reizen haar blik binnen.
Klimmen naar de verte in haar hoofd.
Nestelen zich in het aftelrijmpje
blauw wit blauw
van de streepjesjurk waaruit
warme armen haar eindeloos optillen
naar een tederheid later waar
woorden adem wiegen op
verbeelding van vleugels.
Tussen haar wimpers
beweegt heel de wereld.
*
HORTUS POSTHUMUS
Pril april en geur van ribes, viola
odorata. Oud kinderzeer waait aan
uit een postume tuin. Het rafelen
van voortijd in verzamelde verzen:
zwaluwen en anemone nemorosa.
Sleutelbloemen met hun perzikgeur.
Herinnering fietst - zonder handen
als het ware - trage rondjes onder
de hoge ramen. Nog klapwiekt
daar de witte vlinderhand van
de tante die toen als een schaduw
uit haar naam viel. In een postume tuin
waar mos de versteende letters troost.
*
BIOTOOP
dat er ruimte voor herinnering
moet zijn in het landschap:
rietkragen die ik me toeeigen
als franje van kinderjaren.
bedoel ik. dát. en een sloot
waarin denkrimpels papieren bootjes
doen vastlopen. aanvaring met
stekelbaarsjes, een klasje ongeregeld.
stipjes zonlicht, dansend.
het kleine vol groeipijn. toen
een kind spelenderwijs het grote
geduld van tederheid kon leren,
boterbloemen vlechtend in
guirlandes fluitenkruid. toen het nog
van zichzelf kon wegvaren in het zeil
van een verbaasde wolk. naar
eonen later. meer ik aan in
meanders van taal, leestekens mist.
franje van spreken, huiver.
schrijf ik het kind weer voorhanden
in een biotoop vroeger. een aanvaring
van bestaan. nu.
*
MEISJE VAN VIJF
Een tederheid van madeliefjes
vermengd met geur van gras, van zomerdag
vingers als vlinders vlechten het zoemen
van de wei in het zachte kinderhaar
zonlicht danst over haar dichte oogjes,
wil naar binnen
wil daar korenbloemen zoenen
maar zij speelt met kleurenvlekken,
het zingen in haar hoofd, als toveren
en oefent blindelings de geuren, geluiden
van zwaluwen, rietvogels, stemmen,
geritsel van jurken, van vlas
ze wil dat het blijft duren
dit gefladder aan de binnenkant
hoort dan dichtbij haar naam
Een vuistje van niks kruipt naar het plotse
gemis van een handvol onderkomen
en leert hoe fel, hoe zacht soms
warmte kantelt binnenin
ze kijkt haar grote ogen
vol vader
Diana Freys
@
Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Hugo Verstraeten gaf het estafette-stokje door aan Diana Freys. Dit is haar tweede bijdrage.
Blootsvoets in de koele klaver
niets ontgaat haar zwijgen.
Zwaluwen reizen haar blik binnen.
Klimmen naar de verte in haar hoofd.
Nestelen zich in het aftelrijmpje
blauw wit blauw
van de streepjesjurk waaruit
warme armen haar eindeloos optillen
naar een tederheid later waar
woorden adem wiegen op
verbeelding van vleugels.
Tussen haar wimpers
beweegt heel de wereld.
*
HORTUS POSTHUMUS
Pril april en geur van ribes, viola
odorata. Oud kinderzeer waait aan
uit een postume tuin. Het rafelen
van voortijd in verzamelde verzen:
zwaluwen en anemone nemorosa.
Sleutelbloemen met hun perzikgeur.
Herinnering fietst - zonder handen
als het ware - trage rondjes onder
de hoge ramen. Nog klapwiekt
daar de witte vlinderhand van
de tante die toen als een schaduw
uit haar naam viel. In een postume tuin
waar mos de versteende letters troost.
*
BIOTOOP
dat er ruimte voor herinnering
moet zijn in het landschap:
rietkragen die ik me toeeigen
als franje van kinderjaren.
bedoel ik. dát. en een sloot
waarin denkrimpels papieren bootjes
doen vastlopen. aanvaring met
stekelbaarsjes, een klasje ongeregeld.
stipjes zonlicht, dansend.
het kleine vol groeipijn. toen
een kind spelenderwijs het grote
geduld van tederheid kon leren,
boterbloemen vlechtend in
guirlandes fluitenkruid. toen het nog
van zichzelf kon wegvaren in het zeil
van een verbaasde wolk. naar
eonen later. meer ik aan in
meanders van taal, leestekens mist.
franje van spreken, huiver.
schrijf ik het kind weer voorhanden
in een biotoop vroeger. een aanvaring
van bestaan. nu.
*
MEISJE VAN VIJF
Een tederheid van madeliefjes
vermengd met geur van gras, van zomerdag
vingers als vlinders vlechten het zoemen
van de wei in het zachte kinderhaar
zonlicht danst over haar dichte oogjes,
wil naar binnen
wil daar korenbloemen zoenen
maar zij speelt met kleurenvlekken,
het zingen in haar hoofd, als toveren
en oefent blindelings de geuren, geluiden
van zwaluwen, rietvogels, stemmen,
geritsel van jurken, van vlas
ze wil dat het blijft duren
dit gefladder aan de binnenkant
hoort dan dichtbij haar naam
Een vuistje van niks kruipt naar het plotse
gemis van een handvol onderkomen
en leert hoe fel, hoe zacht soms
warmte kantelt binnenin
ze kijkt haar grote ogen
vol vader
Diana Freys
@
Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Hugo Verstraeten gaf het estafette-stokje door aan Diana Freys. Dit is haar tweede bijdrage.
Labels: Parlan.doc
<< Home