vrijdag, mei 02, 2008

PARLAN.DOC : Bart Janssen (1)

Bij de uitreiking van de VSB Poëzieprijs 2008 sprak David Van Reybrouck de eerste Hugo Clausproloog uit. U vindt de volledige tekst van de lezing op http://www.vsbpoezieprijs.nl. De proloog werd ook opgenomen in De Morgen van 16 april. Veel aandacht voor een volkomen achterhaald pleidooi, vond ik, en schreef er volgende reactie op die, om mij onbekende reden, niet in de krant werd opgenomen.


Kessel-Lo, 16 april 2008


Geachte heer Van Reybrouck,


Mijn poëzie lijdt aan anorexie en haar toestand wordt stilaan kritiek.

Haar bekruipt een onweerstaanbare zucht naar magerte als ze de overvloed van woord en beeld in dit halfrond van de wereld hoort en ziet. Ze kan niet anders dan trachten vanuit het meest geconcentreerde partikel van de taal deze overdaad te lijf te gaan: dat ene gretig, kale woord op die ene weigerige plaats met zijn volle gewicht tegen het alomtegenwoordige gekwek aan. Ze heeft dit nooit gemoeten, altijd gemogen tot op vandaag. Want precies vandaag, waarde heer Van Reybrouck, mag dergelijke poëzie juist niet meer, wordt haar toestand stilaan kritiek. En dat komt door wat nu al enkele jaren in naam van weer een nieuwe vrijheid in de Nederlandse poëzie wordt gedecreteerd.

Op welke poëtische planeet hebt u trouwens voorbije jaren geleefd? In 1986 al, tweeëntwintig jaar geleden (!), wierp Joost Zwagerman met veel bravoure ‘Het juk van het Grote Niets’ van Kouwenaar, Faverey en Kopland af. En ‘sindsdien is het wel gedaan met de overmatige witte poëzie van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw’, schreef, een veel beter geïnformeerde, Rob Schouten in ‘De witte column’. Hij vergelijkt Roland Jooris en mij, niet zonder enige sympathie trouwens, ‘met de eenzame communisten die op 7 november met een vlag op het Rode Plein staan te zwaaien’.

Maar niet alleen in Nederland viert de weldadige poëzie, waarvoor u jaren na datum plots een lans denkt te moeten breken, hoogtij. Peter Verhelst spuit al twintig jaar zijn beeldenbrij, de weelderige ‘Honingtuin’ van Peter Ghyssaert dateert van 1992, Peter Holvoet-Hansens zit alweer tien jaar in zijn ‘Dwangbuis van Houdini’, Marc Van Tongele stilt al heel de 21ste eeuw zijn lichthonger met ‘suiker geglazuurde vlokjes werkelijkheid’, Kurt De Boodt maakt in zijn recentste bundel de schreeuw van verlangen tot een statement, etcetera, etcetera, etcetera.

Zwijgen we dan nog over al die dichters die voorbije jaren deden wat ze volgens u niet mochten: verhalende, anekdotische, didactische, verontwaardigde, verdrietige, humoristische, heldere,… verzen schrijven en dat allemaal door elkaar heen. Leest u er Van Vliet, Van Den Bremt, Van Istendael, Lanoye, Claes, Ducal, Gruwez, Tritsmans enz. maar eens op na. Bij elk van hen vindt u ongetwijfeld iets naar uw gading. Het is misschien allemaal niet zo expliciet als u zou willen, maar indien u een behoefte hebt aan duidelijkheid, zorgt één of ander leerboek of folder van één of andere zelfhulpgroep voor een probater bevrediging.

Wilt u van de makers zelf wat uitleg over hun werk, neemt u dan eens een essay van Van Bastelaere, Hertmans, Spinoy of Bogaert ter hand, of kijkt u eens op een achterflap, of leest u een keer al die interviews met dichters die, i.p.v. doortimmerde recensies van hun bundels, kranten en weekbladen vullen. Verklaarden en verantwoordden de door u zo geroemde vijftigers hun verzen ooit zo exhaustief als bepaalde tijdgenoten doen? Hugo Claus zeker niet!

Niets moet mogen, alles mag moeten, heer Van Reybrouck. Als een dichter meent vale, doffe, ironische, stamelende, enigmatische verzen te moeten tikken tussen de tab-toetsen en de harde returns door, wie zal hem tegenhouden? Als hij denkt te moeten smakken, schreeuwen, kermen, krassen, likken in één ononderbroken roes over het scherm heen, dat hij vooral zijn gang gaat! Als hij voor zichzelf heeft uitgemaakt dat het zo moet, die ‘urgentie’, weet u wel, laat hem dat mogen. Maar laat hem toch niets moeten mogen dat tegen elke vezel van zijn poëtisch bewustzijn protesteert.

Kortom u schrijft uw pleidooi vanuit de instelling die u bestrijdt. U veralgemeent uw eigen poëtica en stelt het volgen ervan voor als vrijheid.

Na het lezen van zo’n tekst priegelde Claus uit pure balorigheid een gedicht van vijf woorden en één gedachtestreep.


Met vriendelijke groet,



Bart Janssen


P.S. voor H.C.


Altijd volledig een leven,

nooit een volledig leven.


Altijd leven wij volledig,

nooit een leven.



Bart Janssen
@

Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Paul Bogaert gaf het estafette-stokje door aan Bart Janssen. Dit is zijn eerste bijdrage.

Labels: