PARLAN.DOC (28)
Loper met witte geleider
Vroeger lag hier licht, een blonde
vlek op de vloer, een transparante
ruit op het zwarte vlak waar je
even halt houdt: een witte loper
beducht voor de sprong van een paard.
Buiten was grenzeloos, geen drempel
viel te vrezen; wervend wenkten nog
de batse demonen van de nacht.
De morgen was met bladgoud behangen;
met één oog mat je de dag.
Nu verken je zwijgende wanden
en voor het eerst is de wereld een geheel.
In je gehoor zijn woorden weder-
kerig en je ongebonden handen
laten al het overbodige onverlet.
Coutume du Bourg de Bruges.
Ritmisch klikken camera’s
maar eenheid van tijd valt niet
te bereiken. Alles troept hier samen:
de blinde ezel en de blinde vrouw,
de horigen en de heiligen,
de koopman en de kapelaan.
De deken en de dismeester -
zwijgend wegen zij woorden,
wegen zonden, wegen brood.
Vredig vergadert de vroedschap
en in het kapittel verzamelen
de blauwe broeders van het bloed.
De emblemen ruiken naar de lamp
en in de nissen verschalen de jaren:
geen retor renoveert de roem.
De hoorns zijn verstomd; de stenen
weten van de graaf geen kwaad -
maar de kastanjes blozen in hun bast.
Stadshouderslaan 41, Den Haag
Binnen is alles vlekkeloos,
orde, rust –
maar buiten bloeit Monet,
bloeit het licht,
baden wolken
in een spiegel van blad-
goud en groen.
De wijzers buigen om –
een man ver-
laat het blonde gebouw van Berlage,
loopt tussen de rechten door, verwijlt
een ogenblik
tussen water en zon,
gijzelt in de gauwte
nog een woord.
Abstraction lyrique
Er ligt liefde in de breedte
van dit blad, zoals er kracht ligt
in de kleur die met vaste hand
is opgebracht: groen, gedempt door licht
als in een droom van Veronese;
tussen bont en blank beweegt
het rood als scharlaken drift
en een blauwe brand vervoegt het geel,
een hemels geel dat door een waas
van wolken schijnt. Alleen het purper
werd geweerd, maar boven de wolken
trilt nog een waaier van tinten:
loodwit, hobo, kopers en goud.
Met zicht op de hangende tuinen
Elke steen droeg een merkteken
en over de taal werd hier
het eerste oordeel geveld.
Op iedere steen stond een teken
en de toren was één groot gedicht.
Want geen hoogmoed dreef deze mannen,
geen haat, geen ijdelheid; zij hoonden
de goden niet. Nee, al heersten zij
van het eerste tot het laatste kwartier:
geen hemel ging hun gebeden te hoog
en zij bogen voor de gouden horens
van de zon. De toren der torens
wilden zij bouwen om hun goden
te eren op een Hoge Plaats: op de berg
van brons en op de blauwe bergen
van de storm. De Grote Moeder was nabij
maar nooit kwamen de wolken nader
en op een late namiddag kraaiden
de hanen tegen beter weten in.
Onvoltooide storm
Iedereen weet
Dat je niet dood bent –
Maar
Waar
was je eigenlijk al die tijd?
Waarom
stapte je in de storm?
vergaderde je eeuwig?
was je huis niet altijd bewoonbaar,
niet altijd liefde, en zo vaak leeg?
Waarom heb je zo vaak de trein genomen,
met je woorden op reis gegaan,
van je vrouwen en
van je vrienden overhaast afscheid genomen?
bij nacht en ontij gevlogen
en met je eend gereden en gerotst?
Waarom heb je naar het signaal van potemkin geluisterd?
En waarom kleeft er bloed op de mirte?
Beken het maar
beken: ook jij,
je hebt geleefd.
Warande
De god in mij was even uitgelaten
en ik sliep een nacht in een boom.
Een oehoe kraste in het haar van de Gorgoon.
Eerst overvielen mij de schedelloze dieren,
daarna bedreigden mij Behemot, Leviathan
en de Stymphalische vogels
die bronzen klauwen hebben
en een bek van ijzer en vuur. Ach,
dan verschenen de vier weerbarstige wezens
die Hij zelf geen naam gegeven heeft:
Catus, geborsteld als een zwijn,
de groen geharnaste olifant Célèbes,
de tuchteloze tabellarische schildpad
(die in een andere context lachwekkend is)
en de viervoetige locusta die de mensen haat
en bij elke maaltijd drie of vier koeien verslindt.
Ik vreesde te worden afgevoerd
in de gedaante van een hond -
want ben ik niet een dog
in het diepst van mijn gedachten?
Maar tegen de morgen
bloeide de hazelaar in de verse sneeuw.
Ik wierp mijn nachtkleur af
en bad - waarlijk, ik bad
: om staande te mogen sterven,
en bij klaarlichte dag.
Renaat Ramon
@
Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Hendrik Carette gaf het estafette-stokje door aan Renaat Ramon. Dit is zijn derde bijdrage.
voor Marcel van Maele
Vroeger lag hier licht, een blonde
vlek op de vloer, een transparante
ruit op het zwarte vlak waar je
even halt houdt: een witte loper
beducht voor de sprong van een paard.
Buiten was grenzeloos, geen drempel
viel te vrezen; wervend wenkten nog
de batse demonen van de nacht.
De morgen was met bladgoud behangen;
met één oog mat je de dag.
Nu verken je zwijgende wanden
en voor het eerst is de wereld een geheel.
In je gehoor zijn woorden weder-
kerig en je ongebonden handen
laten al het overbodige onverlet.
Coutume du Bourg de Bruges.
voor Lori van Biervliet
Ritmisch klikken camera’s
maar eenheid van tijd valt niet
te bereiken. Alles troept hier samen:
de blinde ezel en de blinde vrouw,
de horigen en de heiligen,
de koopman en de kapelaan.
De deken en de dismeester -
zwijgend wegen zij woorden,
wegen zonden, wegen brood.
Vredig vergadert de vroedschap
en in het kapittel verzamelen
de blauwe broeders van het bloed.
De emblemen ruiken naar de lamp
en in de nissen verschalen de jaren:
geen retor renoveert de roem.
De hoorns zijn verstomd; de stenen
weten van de graaf geen kwaad -
maar de kastanjes blozen in hun bast.
Stadshouderslaan 41, Den Haag
voor G.J. de Rook
Binnen is alles vlekkeloos,
orde, rust –
maar buiten bloeit Monet,
bloeit het licht,
baden wolken
in een spiegel van blad-
goud en groen.
De wijzers buigen om –
een man ver-
laat het blonde gebouw van Berlage,
loopt tussen de rechten door, verwijlt
een ogenblik
tussen water en zon,
gijzelt in de gauwte
nog een woord.
Abstraction lyrique
voor Mi van Landuyt de Landegem
Er ligt liefde in de breedte
van dit blad, zoals er kracht ligt
in de kleur die met vaste hand
is opgebracht: groen, gedempt door licht
als in een droom van Veronese;
tussen bont en blank beweegt
het rood als scharlaken drift
en een blauwe brand vervoegt het geel,
een hemels geel dat door een waas
van wolken schijnt. Alleen het purper
werd geweerd, maar boven de wolken
trilt nog een waaier van tinten:
loodwit, hobo, kopers en goud.
Met zicht op de hangende tuinen
voor Jozef Deleu
Elke steen droeg een merkteken
en over de taal werd hier
het eerste oordeel geveld.
Op iedere steen stond een teken
en de toren was één groot gedicht.
Want geen hoogmoed dreef deze mannen,
geen haat, geen ijdelheid; zij hoonden
de goden niet. Nee, al heersten zij
van het eerste tot het laatste kwartier:
geen hemel ging hun gebeden te hoog
en zij bogen voor de gouden horens
van de zon. De toren der torens
wilden zij bouwen om hun goden
te eren op een Hoge Plaats: op de berg
van brons en op de blauwe bergen
van de storm. De Grote Moeder was nabij
maar nooit kwamen de wolken nader
en op een late namiddag kraaiden
de hanen tegen beter weten in.
Onvoltooide storm
voor Mark Braet
Iedereen weet
Dat je niet dood bent –
Maar
Waar
was je eigenlijk al die tijd?
Waarom
stapte je in de storm?
vergaderde je eeuwig?
was je huis niet altijd bewoonbaar,
niet altijd liefde, en zo vaak leeg?
Waarom heb je zo vaak de trein genomen,
met je woorden op reis gegaan,
van je vrouwen en
van je vrienden overhaast afscheid genomen?
bij nacht en ontij gevlogen
en met je eend gereden en gerotst?
Waarom heb je naar het signaal van potemkin geluisterd?
En waarom kleeft er bloed op de mirte?
Beken het maar
beken: ook jij,
je hebt geleefd.
Warande
voor Frans Terrie
De god in mij was even uitgelaten
en ik sliep een nacht in een boom.
Een oehoe kraste in het haar van de Gorgoon.
Eerst overvielen mij de schedelloze dieren,
daarna bedreigden mij Behemot, Leviathan
en de Stymphalische vogels
die bronzen klauwen hebben
en een bek van ijzer en vuur. Ach,
dan verschenen de vier weerbarstige wezens
die Hij zelf geen naam gegeven heeft:
Catus, geborsteld als een zwijn,
de groen geharnaste olifant Célèbes,
de tuchteloze tabellarische schildpad
(die in een andere context lachwekkend is)
en de viervoetige locusta die de mensen haat
en bij elke maaltijd drie of vier koeien verslindt.
Ik vreesde te worden afgevoerd
in de gedaante van een hond -
want ben ik niet een dog
in het diepst van mijn gedachten?
Maar tegen de morgen
bloeide de hazelaar in de verse sneeuw.
Ik wierp mijn nachtkleur af
en bad - waarlijk, ik bad
: om staande te mogen sterven,
en bij klaarlichte dag.
Renaat Ramon
@
Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Hendrik Carette gaf het estafette-stokje door aan Renaat Ramon. Dit is zijn derde bijdrage.
Labels: Parlan.doc
<< Home