donderdag, september 14, 2006

PARLAN.DOC (13)

Geef ons heden met

De klem erop : het zich
afgesneden weten van het

In het woordje in
inkronkelende,

Half-dode versje, haar
verwantschap met de door
De vampier gepasseerde

Rozentuil, de latjes voor ogen
van het in duigen vallen, de ton
Die je het aanbiedt, jij
met de spiraalbeentjes
in het goudvissenbokaaltje

Als Sambourne´s
Dorothy het ontrokte
Kensing-
tongmeisje,

O fraampje knieval
van de framende

inval.


[uit: 101 eigentijdse Aanroepingen van de Muze, l.g. 13/09/2006 – 20:18]

Waarom toch al dat gedoe? Waarom niet gewoon met respect voor het vak , voor hen die het beoefenen, en in een spiraal van verfijning tot het ideaal van een meesterschap de dichtkunst beoefenen, dichter zijn, bundels publiceren en stadsambachten ambiëren zoals het een dichter betaamt? Wat is er toch met dat multi-mediale dat het er moet worden bijgesleurd, waarom dat insisteren op verruimde lyriek? Wat is er in godsnaam mis met, voor een dichter, het schrijven van gedichten?

Niks natuurlijk. Wat mij het meest blijft verbazen is de hoge mate van normatief gedrag die uitgaat van wat ik maar vaagweg zal aanduiden met de gemeenschap der zichzelf als dichter promotende dichters. Er wordt op alle mogelijke manier gehakt en gebeiteld in het lyrische landschap. Er wordt afgedaan. Er wordt verworpen. Er wordt te minnetjes gevonden. Vooral wordt er middels schier oeverloos getrekkebek rond de rechtsgeldigheid van geformuleerde poetica´s gezocht naar een algemeen geldende standaard waarmede de rangorde van levende dichters kan worden vastgelegd. Er wordt ook her en der in opbouwende zin gemoedelijk en genuanceerd braafjes tot vrij dwaas over de letteren gediscussieerd. Maar overal wordt er naar consensus gestreefd, naar begrip en bevattelijkheid. De afwijkende mening wordt getolereerd, als er ergens wat wordt geschreeuwd, worden de rangen rond het lelijke eendje op deftige wijze ter wurging gesloten, het Publiek dient immers met respect bejegend. De aanwezigheid daarvan is immers aantoonbaar, er is zowaar ineteresse voor de gevoelige Snaar, het woord van Liefde, het verstild murmelende Moment.

Nu, bij gebrek aan verkoopcijfers valt men wel ´s terug op zgn. bezoekersstatistieken op des dichters webstek om haar belang te kunnen bepalen. Ik zeg zgn want hoewel het hier om een gemeenschap van taalgevoelige individuen gaat, is er geen kat die valt over de opdringerigheid van zoveel metaforen, waarvan het verhullende karakter inmiddels door Microsoft zelf als nefast voor de goede werking van informaticasystemen is onderkend.

De doorsnee-dichter heden is op het conforme uit, geef dat een blog en het blogt, netjes volgens de regels, het nu bovenaan en de rest in de vergeetputten van het archief. Morgen is immers een andere dag waar je erbij dient te horen. Dichter zijn, dat moet je verdienen, elke dag. Het relatieve belang van dichter x t.o.v. dichter y of ten overstaan van het geheel der kletterende letteren lijkt cruciaal. Het bepaalt immers hoe je de teksten moet duiden, zo deze al voorhanden zijn, want hoewel je dat zou verwachten staan de blogs van de dichters niet vol gedichten maar wel stijf van de commentaren. Zulks uiteraard ter verdere vorming van de gemeenschap, die uiteraard pas een tekst kan duiden als de duiding vóór, tijdens en ná het afgelijnde lyrische van het scherm spettert. Die arme gebruiker heeft het al zo lastig, je gaat het haar als dichter toch niet nog ´s extra moeilijk maken zeker. Overigens, met moeilijk doen win je immers geen bezoekers. De online aanwezigheid is uiteraard van levensbelang als opstapje naar opname in het Canon van de Literatuur. Dichters die daartoe behoren zijn online natuurlijk 100% afwezig, die zijn dat stadium ontgroeid, zij zijn zoniet verkopende, dan toch al gekaft en bekleed door gedrukte kritieken. Op hen rust het copyright, hun tekst is al bij voorbaat verkocht, dat is tekstkapitaal met de daarbij horende noodzakelijke Schaarste.
Ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan, in een schalks-cynisme, je kan die hele dichters-revival van de laatste tijd vrij makkelijk op de korrel nemen. Liever wil ik op een positieve manier en zo kort mogelijk de noodzaak van een verruimde lyriek beplijten. Ik zal dat vlugjes doen in puntjes, zoals het heden in de mode is, zonder al te veel te zeggen dus, dat niet al lang algemeen geweten is:

     * De opgang van het gedicht als geproduceerde eenheid, als stukje verhandelbaar tekstkapitaal komt in feite neer op een uitholling van het lyrische, op een negatie van de mogelijkheid tot het lyrische. Immers,

     * ten opzichte van het geinformatiseerde kapitaal is geen tekstkapitaal bestand, de code van zulk een op de conformiteit van het als dichtwerk erkende, wordt door de machinatie van dat kapitaal ingeschreven bij de stratifitierende code, bij het aan banden leggen van de tot ledige instantie van het object ´consument´ herleidde individu toegevoegd. We maken wat dat betreft de laatste faze mee in de steeds verdergaande verfijning van de mogelijkheid van het kapitaal om elke lichamelijke, gevoelsmatige, theoretische of retorische wending te duiden en tot haar eigen middel te maken, de laatste faze van de wording van het Absoluut Talige kapitaal, agerend volgens de noodzaak van haar autopoetische productie. Een blog is daarbij een schoolvoorbeeld van hoe het systeem insisteert op het dumpen van het voorgaande ten voordele van wat komen gaat, we leven wat dat betreft inderdaad ons leven voortdurend als de gerepresenteerde ´voorbode van iets groots’. Ons leven speelt zich niet langer hier en nu af maar in het hogere level van het komende, bevestigd dáár, alvorens het heden kan plaatsvinden, de onafwendbare noodzaak van het Rampzalige.

     * Kunst is afval is merde is shit is kak. Je hebt niet eens meer de overduidelijke freudiaanse link van geld met het déchet, met het afgescheiden surplus nodig om de onontkoombaarheid daarvan in te zien. Enkel als kippenkak kan de geinstitutionaliseerde kunst zich nog effie in een ietwat grappige zelfontkenning:zelfbegoocheling staande houden, elke andere aanspraak wordt door de uitgekookte massa terecht als dusdanig van de hand gedaan. Bij kunst heeft het lyrische niets te zoeken.

     * Het lyrische is de enig denkbare uitweg uit het zichzelf opdringende Rampzalige. Waarom?
Omdat het lyrische als lopende code in staat is aan het verstarrende Zijn de Afwezigheid toe te voegen die tot differentiatie kan leiden. Het lyrische heeft dus ook een demaskerende functie, het onthult ons in onze drang tot conformisering van ons gedrag, het stuit ons tegen de borst, we proberen het van ons af te schuiven, weg te schrijven in woorden die ´recht uit het hart´ komen, we proberen ten alle prijze te vermijden geconfronteerd te worden met de noodzaak tot creatief denken door gemakkelijkheidshalve steevast ´iets te hebben van´ . Iemand die ´iets heeft van´ heeft voor de duur van het gesprek ten minste de houvast van ´iets´ te hebben, een dichter is tenminste een dichter, de identiteit, het object zijn is gered.

     * Het zou mooi zijn mochten al die stadsdichters de taak tot zich nemen om te pas maar vooral te onpas het lyrische tot een dynamische aanwezigheid te maken in de gemeenschap waar zij geacht worden actief te zijn, helaas bereikt men vaak net het tegenovergestelde door tegen een mogelijke aanwezigheid van het actief-lyrische een oudbakken passief letterfabrikaat te stellen in dienst van de verdere stadswalverfraaing, de versteviging van het conceptuele framework waarin de ideologie van het Rampzalige verder kan gedijen. O Stad waarin Gij Winkelt, o Stoep die gij ter Glanzing Stenigt.

     * Het zou ook mooi zijn als enkele gevestigde auteurs, ik laat het spelletje namen noemen graag aan anderen over, de daad bij het theoretische woord zouden voegen, ondanks de practische bezwaren.

     * Untsoweiter, de innerlijke Tegenspraak bestendigend...

U zal begrijpen dat het hier noch de plaats noch de tijd is om dergelijke hoogzwierige boutades verder uit te smeren. In plaats daarvan, tot slot van mijn maandje gastdichter op Parlando, mijn oprechte dank aan Tine om mij hier te dulden, en in naam van mijn werk dat gelukkig immer aan de persoon of zijn bekommernissen weet te ontsnappen, aan de lezers een nederige versie van dank voor het lezen ervan.

Dirk Vekemans
@

Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem verwacht.
Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. De vorige gast Herlinda Vekemans gaf de fakkel door aan Dirk Vekemans. Dit is zijn laatste bijdrage.