maandag, juni 16, 2008

PARLAN.DOC: Kurt De Boodt (3)

Tijd en mens / vleesgeworden poëzie / De zondvloed

Rémy C. van de Kerckhove reed zich de dood in – rijd in de dood o rijd in de dood – in 1958. Zijn einde en levensstijl doen denken aan Paul Snoek, de Vijfenvijftiger die zo graag ook al een Tijd en Mens-er was geweest maar pas na kameleontische Claus-Lucebert-Andreus-gedichten zichzelf uitvond in 1959, en wel – ik weet het, ik drijf het op de spits – met ‘Een zwemmer is een ruiter’, en wel in volgende zich in de poëziecanon spartelende verzen: “En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers, / is met armen en benen aloude geheimen vertellen / aan het altijd allesbegrijpende water // (…) // Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.”

Rémy C. van de Kerckhove heeft het niet meer meegemaakt. Hij miste ook op een half jaar na Expo 58, de blijmoedige wereldtentoonstelling waarvan hij ‘Directeur van de Informatie- en Voorlichtingsdienst’ was. Dubbeltragisch. Maar het ongebreidelde optimisme en de lofzang op atoomenergie op de wereldtentoonstelling waren niet echt iets voor hem geweest.

Op 26 januari werd Rémy C. van de Kerckhove herdacht in het Atheneum Pitzemburg, de school waar hij drie jaar Grieks-Latijnse probeerde, waar op 13 oktober 1949 het eerste nummer van Tijd en Mens werd gepresenteerd (Louis Paul Boon sprak over de Vlaamse Literatuur, Jan Walravens over de Vlaamse schilderkunst) en waar in 1904 voetbalclub Racing Mechelen werd opgericht. Want dat was Van de Kerckhove ook, de linksbuiten van Racing Mechelen. Hij speelde in de spits naast Rik - goaaaaaaaaaaaaaaaaal! - De Saedeleer. Ook in de hoedanigheid van ‘unieke Racinger’ blijft hij, en misschien wel in de eerste plaats, in Mechelen en omstreken een beetje voortleven. “Een bekend sportman - Een schone dichter Remy van de Kerckhove overleden” blokletterde De Nieuwe Gazet op 3 januari 1958.

*

Tijd en Mens, Mechelen, Expo 58: het zijn drie redenen, liefste webboek, waarom de jongste Claus nu niet in mijn poëziekast staat. Mechelen is deze zomer in de ban van Expo 58 en de fifties. Achter de schermen van Anno Expo kluste ik bij als tekstboer – schreef o.a. het scenario voor de audio-tekst over Staf en Paula. In het najaar opent in het stedelijk museum Hof van Busleyden een tentoonstelling die ik nu volop aan het samenstellen ben: Van uw tijd? Kunstgrepen omtrent 58. Mijn speurtochten brachten me bij krasse tachtigers als Paul van Hoeydonck, Jan Dries, Guy Vandenbranden, Mark Verstockt en straks Dan Van Severen. Het zijn mooie, ontroerende, levenswijze ontmoetingen. Telkens weer een revelatie om samen met kunstenaars te kunnen terugblikken op hun oeuvre, op de gegrepen en gemiste kansen. Schoon om zien hoe in hun ogen nog altijd de vonk brandt van het beginnende begin.

Van uw tijd? bracht me ook bij de erven van gestorven kunstenaars. Zo ging ik op theevisite bij de nicht van Stella Van der Auwera, een in vergetelheid verzonken kunstenares die eind jaren vijftig prachtige abstracte doeken maakte en later uitblonk in post-art nouveau tekeningen (anno toen en nu keurige art passé). In februari 1951 verdrong ze Hugo Claus nog van het omslag van Tijd en Mens (zie voor alle wetenswaardigheden hierover: Jos Joosten, Feit en tussenkomst, ‘Tijd en Mens 8: De Mechelse machtsovername’). Haar man Ray Gilles maakte – dankzij Rémy van de Kerckhove – deel uit van de allereerste redactie van Tijd en Mens. Ray wie?

“Voor mij,” zo schreef Jan Walravens in mei 1949 aan Hugo Claus, “is het grootste nieuws van de laatste tijd de ontdekking van de jonge Mechelse kunstschilder Ray Gilles geweest. Een ‘vent’. Hij heeft de wanhoopsatmosfeer van Picasso overgenomen, maar doet het met een hartstocht en een visionaire kracht, die aan Bosch en Goya herinneren. Beslist een meester te wege.” Gilles’ abstracte doeken van rond ‘58 met zwevende kleurvlakken à la Malevitsj blijven schitteren (komt dat zien, vanaf 13 september in het Hof van Busleyden). Daarna maakten zijn diepere zielenroerselen zijn doeken eerst psychedelisch, later weerom erg getroebleerd. Nu leeft de ‘vent’ Gilles bovenal voort als cartoonist.

Een representatieve retrospectieve Ray Gilles en Stella Van der Auwera samensprokkelen, zit er niet langer in. Schilderijen gingen verloren, werden gestolen, gingen in rook op tijdens echtelijke ruzies. De Stedelijke Musea Mechelen bezitten welgeteld één schilderij van Ray Gilles. Andere musea niets. Wat na de dood van Gilles nog in de kelder stond, werd opgekocht door een antiquair, nee, niet door een museum of galerie voor hedendaagse kunst.

*

Wie is van zijn tijd? Hoe lang ben je van je tijd? Wanneer geraak je uit de tijd? Hoe lang blijf je een belofte? Op welke dag blijkt dat je de belofte – die je nooit zelf hebt gemaakt – niet hebt ingelost? Ben je dan iemand smartengeld verschuldigd? Voel je het moment toeslaan wanneer je uit je tijd bent? Geraak je ooit nog in je tijd? …

“Laat dus de dichter van een tijdeloze tijdelijkheid zijn,’ luidde Rémy C. van de Kerckhoves antwoord op de enquête over ‘de schrijver en zijn tijd’ in 1948. “Hij is van zijn tijd omdat hij mens is en vleesgeworden poëzie. Wat dan ook de enigste voorwaarden zijn voor een onherroepelijk dichterschap. Elk mens, ook de meest harde, gaat onder zijn tijd gebukt.” In dat laatste woord, gebukt, schuilt veel van de tragiek van de dichter Rémy C. van de Kerckhove.

*

Tussen de weinige documentatie die de 82-jarige nicht Van der Auwera nog heeft bewaard, amper goed voor één lade, knipoogt een kinderboek naar mij. In één klap krimp ik tot mijn negenjarige ik. Op mijn schoot ligt mijn lievelingsboek: Druppeltjejan of de veelbewogen reis van Jantje in de druppel. De tekeningen zijn prachtig. Ray Gilles heeft ze gemaakt. Wanneer ik een zondag of twee later bij mijn ouders op bezoek ga, kruip ik de zolder op. Waar zit je toch, Druppeltjejan? Een half uur later sta ik met spinnenwebben in het haar en lege handen beneden.

*

Thuis haal ik naast de verzamelde Rémy C. van de Kerckhove het welkomstcadeautje van De zondvloed uit de plastic zak: Papieren levens van Jeroen Brouwers. Mijn oog valt op het ontluisterende schrijversportret over Karel Jonckheere. Weerom een schok. Lees ik daar dat huize Krekelbos, Brouwers’ Zondvloedhuis, zich in Rijmenam bevindt, nauwelijks tien minuten rijden hier vandaan? Het huis waarmee Brouwers zijn beginzin stevig als een huis neerzette: “Jaren geleden woonde ik in een verwaarloosd huis in het hart van een dennenbos, omringd door stilte die grensde aan absoluutheid, - de stilte die klinkt nadat het revolverschot is afgegaan.” Ik rijd verdorie elke maandag langs dat dennenbos in Rijmenam als ik dochterlief naar de paardrijles breng. Aan de andere kant van de baan, grondgebied Bonheiden, dicht Mark Van Tongele in zijn donker bos bundel na bundel tegen de doodswind in.

Die volgende maandag breekt ter hoogte van huize Krekelbos een hels onweer los. 43.000 bliksemontladingen flitsen en donderen boven het land. De zondvloed zet straten blank, doet kelders onderlopen, stort tot 80 liter regen per vierkante meter neer. “De wereld verging bijna,” lult een man in het cafetaria na de storm voor zich uit.

Rémy C. Van de Kerckhove? Met de droefenis van het woord ten onder gegaan, meneer. Stella Van der Auwera? Een al lichtjaren uitgedoofde ster aan de onweersdonkere hemel. Karel Jonckheere? Door Herman de Coninck definitief bijgezet in een bloemlezing met de pijnlijk profetische titel Niemand moet me helpen sterven. Ray Gilles? Een zo goed als verdampte naam. Tournee general!

Als de zondvloed helemaal is uitgeraasd, start ik mijn auto. Er glijdt een laatste druppel van het raam. De ruitenwisser duwt hem linksbuiten. Hé, wacht eens even! Was jij dat soms, Jantje in de druppel?

Kurt De Boodt
@

Met de rubriek 'PARLAN.DOC' wil Parlando! één Vlaamse dichter(es) een maand lang speciale aandacht schenken. Elke week wordt minstens één bijdrage van hem/haar verwacht. Het PARLAN.DOC-archief is hiernaast na te gaan. Bart Janssen gaf het estafette-stokje door aan Kurt De Boodt. Dit is zijn derde bijdrage.

Labels: